Evaluatie

Evaluatie

Als CLIL-docent ben je niet alleen een expert op inhoudelijk vlak, maar ook een taaldocent. Net zoals we feedback geven over het vak zelf, dienen we ook de taal van de studenten zoveel mogelijk bij te sturen. Het is niet aanbevolen om alle taalfouten die studenten maken, te verbeteren. Dit zou een negatieve invloed hebben op hun vertrouwen om te durven communiceren in de doeltaal. Het is wel aangewezen om fouten te verbeteren die geruis brengen op de communicatie (bv. de ‘k’ uitspreken in woorden zoals knife, know…), fouten gelinkt aan de talige doelen van de les (bv. verkeerde uitspraak van data in een les geschiedenis), fouten die veel worden gemaakt. Ook is het belangrijk om bij te sturen als het gaat om terminologie die binnen het vakdomein zelf veel wordt gebruikt (vb. 9 and 6 means 15 → 9 and 6 equals 15).

Fouten in gesproken communicatie verbeteren kunnen we op verschillende manieren doen, al naargelang je persoonlijke voorkeur en de dynamiek in een groep. Kies voor de minst storende manier.  Een eerste vorm van feedback is recasting. Dit betekent dat de leraar de zin van de student herhaalt, maar in correcte vorm (‘We’re doing good.’ ‘So you mean we are doing well.’). We kunnen ook taalgerichte feedback geven. In dit geval benoemt de leraar de fout expliciet. (‘They used a compasses.’ ‘You mean a compass? You either say a compass or a pair of compasses.’). Nog een andere aanpak is het geven van communicatieve feedback, waarbij de docent vraagt om opheldering omdat hij de boodschap niet begrepen heeft (‘In the experiment they used moose.’ ‘Are you sure? Moose don’t live in Belgium. Mice, on the other hand, are commonly used for experiments.’ ‘It’s mice I meant.’)